Klas 1
Sprookjes vormen de vertelstof in de eerste klas. De leerkracht vertelt of leest bijvoorbeeld voor uit sprookjes van Grimm. Maar ook sprookjes uit andere landen komen aan bod. Een toneelstuk, maar ook een taal- of rekenles kan uit de vertelstof ontstaan.
Klas 2
Fabels en legenden vormen de vertelstof in de tweede klas. De kinderen herkennen in de dierenwereld de specifieke karakteristieken, zoals sluwheid, hebzucht of naïviteit. De verhalen over legenden brengen onzelfzuchtigheid en liefde voor de mensen.
Klas 3
In het negende of tiende levensjaar gaan de kinderen de wereld wat anders ervaren en gaan ze zichzelf zien en vergelijken met anderen. Dit kan een gevoel van angst en eenzaamheid met zich meebrengen. De kinderen voelen alsof ze op zichzelf worden teruggeworpen, ze moeten er alléén doorheen. Door het vertellen van oude religieuze verhalen wordt getracht de kinderen te laten zien dat het ook weer goed kan komen. Het volk van vroegere tijden komt voor vele dilemma’s te staan en telkens is daar de redding van een hogere kracht. Het spiegelt de kinderen in hun ontwikkeling en straalt uit: heb vertrouwen!
Klas 4
In dit jaar worden de Noorse mythologieën verteld en komt de Edda uitgebreid aan bod. In deze mythologie voeren de goden een voortdurende rauwe strijd met reuzen, dwergen en andere natuur-wezens. Ook andere verhalen uit Scandinavië kunnen behoren tot de vertelstof.
Klas 5
Kinderen in de vijfde klas zijn bezig met hun eigen plaats tussen ‘geesteswereld’ en ‘aarde’ te zoeken. Na het doorkomen van het ik-bewustzijn in de vierde klas komt er ruimte voor harmonie. De Griekse cultuurperiode is hiervoor een prima ingang: de godenwereld wordt langzaam maar zeker verlaten en de mensen gaan meer voor zichzelf beslissen. De verhalen ondersteunen de belevingswereld van de kinderen in de vijfde klas.
Klas 6
Een zesdeklasser is klaar om de wereld te gaan veroveren. De vertelstof van de Romeinen sluit hier naadloos bij aan. De mens is zelfstandig op de aarde en neemt eigen beslissingen en draagt verantwoordelijkheid voor eigen daden.